Toespraken burgemeester
Op deze pagina vindt u de toespraken van burgemeester Ahmed Aboutaleb.
Burgemeester Ahmed Aboutaleb wil de komende jaren nog meer opkomen voor mensen die in de problemen komen door de wetten en regels. De burgemeester wil dat er beter naar hen geluisterd wordt en dat zij beter geholpen worden.
In een brief aan de gemeenteraad en alle Rotterdammers. Link opent een externe pagina schrijft hij dat 'Goed beleid begint met luisteren, zorgen serieus nemen en hoop en perspectief bieden'.
'We zeggen nu nog te vaak: de wet zegt niets over uw situatie, ik kan niets voor u betekenen. Maar we zouden eigenlijk moeten zeggen: juist dáárom gaan we iets regelen.'
Lieve mensen. Fijn dat u er allemaal bent. Samen vieren we het begin van het nieuwe jaar. En staan we even stil bij het oude. Zelf kijk ik met veel plezier terug op een prachtige, zonnige Koningsdag in Rotterdam. De stad heeft zich van zijn mooiste, kleurrijkste kant laten zien. De koninklijke familie heeft oprecht genoten van ons warme onthaal.
En we vierden het kampioensfeest van Feyenoord. Als je dát meemaakt, hier op de Coolsingel en het Hofplein, vergeet je ‘t nooit meer. Zelfs op TV spatte de vreugde ervan af. Het is mooi om te zien hoe sport kan verbinden. Jong en oud, noord en zuid, arm en rijk: uit alle kelen klinkt het Hand in hand, kameraden.
Maar het verdriet was nooit ver weg. De oorlog in Oekraïne die in februari 2022 uitbrak, woedt nog steeds. De uitzichtloosheid ervan doet pijn. Het einde is nog niet in zicht en de internationale steun brokkelt af. De Oekraïners die hier een veilig heenkomen vonden, vragen zich vertwijfeld af of ze ooit nog teruggaan naar hun geboorteland.
De oorlog tussen Israël en Hamas heeft de oorlog in Oekraïne van de voorpagina’s verdreven. Een wanhopig, hopeloos conflict waar zo veel onschuldige mensen, kinderen zelfs, het slachtoffer van worden. Een conflict dat niemand onberoerd laat, ook hier niet. Die emoties zijn begrijpelijk, en mogen geuit worden. Maar ze mogen nooit leiden tot tweespalt in de samenleving.
Want wie we ook zijn en waar we ook vandaan komen: we zijn in de eerste plaats mensen. Medemensen. Een gesprek, een handreiking, een arm om de schouder: daar zit zó veel kracht in.
U weet dat uit eigen ervaring. We hebben een straattandarts en een straatbarbier in ons midden. Met hun vaardigheden geven zij klanten hun waardigheid en zelfverzekerdheid terug. Er zijn pleegouders van baby’s van verslaafde moeders. Hun liefde en aandacht is helend voor moeder en kind. Er zijn mensen die de kracht van cultuur kennen, bij het Streekarchief IJsselmonde. Initiatiefnemers van Heilige Boontjes, die jongeren het gevoel geven erbij te horen.
We hebben vrijwilligers in ons midden van Stichting Ambulancewens, het Ronald McDonaldhuis, het Maasstad ziekenhuis en het CHIO. Zonder u zouden deze organisaties niet kunnen functioneren. Zonder u zouden heel veel mensen een warm welkom, begripvol gesprek of een vriendelijk gebaar moeten missen.
Al dat goede werk doet u gewoon vanuit uw hart. U heeft oog voor de medemens en dat is voor u vanzelfsprekend. Maar dat maakt u ook bijzonder. U staat voor het samen in het woord samenleving. Ik zeg wel eens: als we allemaal bij iemand aanbellen in plaats van appen; als we elkaar de hand reiken in plaats van de rug toekeren, dan zou de stad, het land en de wereld er een stuk beter uit zien.
U geeft alvast het goede voorbeeld, en daar wil ik u namens het gemeentebestuur heel hartelijk voor danken. Ik wens u alle goeds en gezondheid toe voor u en uw dierbaren. Gelukkig Nieuwjaar!
Lieve Rotterdammers,
Afgelopen 5 januari was ik precies 15 jaar uw burgemeester. Een periode waarin ik met veel plezier en in samenwerking met u en de politiek heb mogen werken aan ons mooie Rotterdam. Soms oogsten we samen succes, soms moesten we ons herpakken om crisissituaties aan te kunnen. De financiële crisis, corona, etc.
Ruim een jaar geleden - in mijn jaargesprek met de gemeenteraad - heb ik laten weten mijn derde termijn niet af te maken. Afgelopen zomer heb ik in huiselijke kring het lastige besluit genomen dat ik u vandaag zou melden: in de loop van dit jaar zal ik mijn ambt neerleggen. In augustus van het afgelopen jaar heb ik mijn voornemen ook bekendgemaakt bij de commissaris van de Koning en iets later gemeld aan de leden van de veiligheidsdriehoek.
Een geschikt moment is eigenlijk niet te vinden. Immers, er is nog veel te doen en de politieke situatie in ons land is bepaald niet stabiel. De werkelijkheid is echter dat er nooit een geschikt moment te vinden is.
Ik maak graag ruimte voor de gemeenteraad om tijdig - en wel vóór de volgende raadsverkiezingen - een opvolger te zoeken. Ik wil graag zorgdragen voor een ordentelijke overdracht en aan de nieuwe te benoemen kroonburgemeester.
In de tussenliggende tijd blijf ik mij met hart en ziel inzetten voor de stad. Via Rotterdam blijf ik mij inzetten voor ons land. Er is heel veel werk te verzetten en voor achteroverleunen is geen tijd.
En het is ook nu niet het moment om afscheid te nemen. Dat moment komt nog.
Ik wens u en mij een gezond 2024 met ruimte voor zorg voor elkaar en naastenliefde. Samen werken we aan vrede in de stad en spreken we positief over elkaar. De enige manier om met elkaar verbonden te zijn en te blijven is waardering voor elkaar, ook als menselijke tekortkomingen zichtbaar worden.
We delen met elkaar, ook als we weinig hebben. We werken aan een duurzame toekomst en laten ons niet tegen elkaar uitspelen. We wantrouwen iedereen die tegen ons zegt dat we minder hebben komt doordat de ander bestaat. De wereld is toevertrouwd aan mensen die met positieve inzet, vertrouwen en goede intenties de mensheid willen dienen.
Tenslotte: de wereld is te mooi om het te laten verpesten door wie dan ook.
In het Rijksmuseum hangen de portretten Marten Soolmans en Oopjen Coppit. Vereeuwigd door Rembrandt van Rijn. Vijf jaar geleden werden ze onder grote belangstelling aan het publiek gepresenteerd. De aankoop had wat financiële voeten in aarde, maar nu hingen ze er toch maar. Naast de Nachtwacht.
Een topstuk in het Tropenmuseum is een oude banjo, een kalebas met een schapenvel als klankkast. Hij werd gemaakt door een onbekende banjospeler in Suriname. Een muzikant met een brandmerk op zijn borst. Een tot slaaf gemaakt mens in Suriname. Op een suikerplantage wellicht, van Marten en Oopjen. Of van een Rotterdamse koopmansfamilie.
Op sommige plantages was het verboden om trommels en blaasinstrumenten te maken. Vandaar die banjo: een snaarinstrument. Creativiteit als daad van verzet.
De banjo is meegenomen door de Schots-Nederlandse officier John Gabriel Stedman. Hij nam deel aan koloniale strafexpedities tegen de Marrons in Suriname, tot slaafgemaakten die de bossen in waren gevlucht. Gevlucht voor de mensonterende behandeling in opdracht van de plantage-eigenaren, die hun ‘bezit’ terug wilden. Europeanen die hier hun rijkdom lieten vereeuwigen door kunstenaars.
Maar de officier Stedman deed nog iets anders. Toen hij terug was in Europa, schreef hij een verslag over de strafexpedities in Suriname. In heel Europa kon men nu lezen wat er overzee gebeurde. Hoe wreed en onmenselijk de marrons, de tot slaaf gemaakten, werden behandeld.
Stedman was zeker geen abolitionist. Ook hij was wreed. Maar zijn ooggetuigenverslag, in een tijd zonder radio, televisie en telefoon, veroorzaakte een rimpeling in de gouden vijver. Het was een kleine stap op weg naar bewustwording.
Vandaag staan we stil bij het officiële moment waarop de ketenen werden verbroken. Maar eigenlijk is die datum niet eens zo belangrijk. Het is slechts het moment waarop de koloniale overheersers hun handtekening zetten. Ja, slavernij was officieel afgeschaft, maar bestond nog wel. Tot op de dag van vandaag.
Het was geen triomfantelijk moment, eerder een sluitstuk van een lang en wreed verhaal. Een verhaal ook van verzet, dat er vanaf het begin al was. Toen premier Rutte excuses maakte voor het slavernijverleden, eerde hij niet voor niets vrijheidsstrijders als Tula en Boni.
Daar hoorde de naam van Cuffy ook bij. Samen met anderen leidde hij in 1763 in Berbice de grootste slavenopstand tot dan toe. Twee eeuwen lang werkten daar tienduizenden Afrikaanse slaafgemaakten op de suikerplantages.
Dat zij zeer slecht af waren, net als in Suriname, was algemeen bekend. De opstand werd bloedig neergeslagen. Velen vonden een wrede dood.
Minstens zo belangrijk zijn de kleine daden van verzet. Van een onbekende muzikant die een banjo wist te maken, en met zijn muziek troost bracht in het harde leven op de plantage.
Verzet van de vrouw die in haar hoofdtooi rijstkorrels wist te smokkelen om zelf te planten. Verzet van een kind dat de zweep van de planter verstopte achter een boom.
Kleine daden van verzet die op druppels lijken, maar samen de loop van een rivier kunnen veranderen. Dat is de kracht van een samenleving.
Ik besluit met Anton de Kom, die een gedicht schreef over de kracht van de marrons, dat ik nu zal voorlezen:
Gisteren was ik een der slaven van een blanke heer
Vandaag vrij, altijd vrij
Niet lang zei men, verdoemde ruggen
En alles is nu van mij
Bossen, lucht, bloemen en planten, van mij
Voor mij, hoor je, voor mij!
Mijn rug draagt dikke gedroogde striemen
Ze kronkelen als slangen om en om en om
Mijn borst heeft nog 't merk,
De naam van de gewetenloze blanke
Thans adem ik vrijheid.
Het bos, de maan en de sterren zijn voor ons
Voor ons, luister je, voor ons!
Ik heb een vrouw, ik vond haar in 't woud.
Ze heeft wollig zwart kroezend haar
En een rode lendendoek die haar mooie lichaam siert.
Geen ketenen aan benen of haar hart
Gebroken boeien van slaaf of smart
Want woud, moeras en wild zijn voor haar
Voor haar, hoor je, voor haar!
Eerdaags komt een klein, mollig kindje nog
Met kleine handjes, melktandjes, ebbenhouten kleur
En als hij met een vlugge kikker speelt
Tussen leliën, lianen, kreupelhout vol geur
Krijgt hij van mij een speer, een pijl en boog
Dan zijn oerbos, lucht, bloemen en de zon voor hem
Voor hem, hoor je, voor hem!
---
Lieve mensen. Dit kind, zijn vader en moeder, zijn voorvaderen en hun lotgenoten, hebben ons minstens zo veel te vertellen als alle grote kunstwerken bij elkaar. Laten we luisteren naar die verhalen.
Dames en heren, jongens en meisjes,
Vandaag neem ik jullie terug in de tijd. 83 jaar, om precies te zijn. Terug naar de dag van het grote bombardement op Rotterdam.
14 mei 1940 begint als een heerlijke, Hollandse lentedag. De zon straalt, aan de staalblauwe hemel staan plukjes wolken, wit als watten. Rotterdam blinkt in de zon. Een mooie, historische havenstad met grachten, herenhuizen en pakhuizen. Met theaters, winkels en cafés in gezellige straatjes.
Op deze dag brengt de 16-jarige Herman Bruins brood rond in de stad. Herman werkt sinds 1939 bij een bakkersfirma en heeft die ochtend zijn fietskar volgeladen. Hij gaat rond half tien op pad. En hoewel het al dagen rommelt in de stad, begint de ochtend rustig. Op de radio waren zelfs nog geruststellende berichten te horen, die meldden dat de Duitsers flinke klappen waren toegebracht.
Rond 11 uur geeft Herman een zak met brood af in de Generaal van der Heijdenstraat, bij de Joodse familie de Ronde. Mevrouw de Ronde is bloednerveus, ziet hij. Niet veel later komt hij zijn oom Bas tegen. Samen leveren ze een grote bestelling af bij een pension. Ze drinken er ook even koffie. Het aanbod om daarna mee te gaan naar het huis van zijn oom, slaat Herman af. Hij moet door. Deze weigering blijkt levensbepalend te zijn. Hij redt Hermans leven.
Want even voor half twee verschijnen ineens tientallen zwarte stippen aan de blauwe hemel.
Duitse vliegtuigen. Stuka’s. Gevolgd door een eskader zware bommenwerpers. Na het verstrijken van het Duitse ultimatum aan Rotterdam, zijn ze nog maar een paar minuten verwijderd van het lossen van hun dodelijke lading.
Het gedreun van de vliegtuigen wordt zwaarder en zwaarder. En dan: een donderslag bij heldere hemel. En nog een. En nog een. De eerste bommen raken Kralingen - zij vormen de oostelijke rand van een tapijt van geweld dat over de driehoek van de oude stad wordt gelegd. Snel en zonder haperen.
Dertien minuten duurt het bombardement op Rotterdam. Dertien minuten waarin vrijwel de gehele binnenstad wordt verwoest, 850 doden vallen en bijna 80.000 mensen dakloos worden. Dertien minuten die normaal zo argeloos wegtikken op een klok, zijn nu dertien minuten die een eeuwigheid lijken te duren. Dat kleine kwartier waarin zichtbare historie wordt weggevaagd, huizen en levens worden verwoest en de toekomst ongewis lijkt. Het bombardement verandert Rotterdam voorgoed.
Ook het huis van Hermans’ oom Bas in de Bleekersteeg is gebombardeerd. Niet alleen oom Bas komt daarbij om het leven, ook tante Sien en haar man Marinus. En ook zíjn tante Tientje, haar man en dochter overleven het niet. Zes leden van dezelfde familie zijn in één klap gedood.
Naast de honderden doden en vele gewonden, worden duizenden woningen en historische gebouwen verwoest.
De Zuiderkerk uit 1849: weg.
Het Oost-Indisch Huis uit 1699: kapotgeschoten.
De Synagoge uit 1725: verwoest.
Station Hofplein, de eeuwenoude Lutherse Kerk, het theater van Tuschinski en de statige winkelpassage tussen de Korte Hoogstraat en Coolvest: na het bombardement staat er geen steen meer op elkaar. In slechts 13 minuten is het hart uit Rotterdam gescheurd. Dat heeft Zadkine hier zo krachtig verbeeld in de Verwoeste Stad.
Dit jaar is het precies zeventig jaar geleden dat het beeld 'de Verwoeste Stad' van Ossip Zadkine in Rotterdam werd onthuld. Ter gelegenheid hiervan lanceerden de Nederlandse ambassade in Frankrijk en het Musée Zadkine in Parijs een Open Call voor beeldend kunstenaars uit Nederland.
De jury koos het idee van Rozemarijn Westerink uit alle inzendingen. Zij wil een animatiefilm maken waarin ze de tuin van het Musée Zadkine als teken van hoop en heling plaatst, tegenover de ontzetting van 'de Verwoeste Stad'.
Net als de beroemde beeldhouwer gebruikt ook Rozemarijn Westerink het menselijk lichaam tegen de achtergrond van een veranderende omgeving.
Rotterdam heeft zichzelf opnieuw uitgevonden, is wederopgebouwd en heeft een nieuw hart gekregen. Maar één ding blijven we doen.
Het verhaal van het bombardement op Rotterdam vertellen, keer op keer. Want je kunt alleen goed navigeren als je in je achteruitkijkspiegels kijkt. Als je de geschiedenis vergeet, blijf je dezelfde fouten maken. Nu woedt er weer een oorlog aan de rand van Europa. In Oekraïne worden steden, dorpen en huizen dagelijks bestookt met bommen en raketten.
Er komt een moment dat ook daar de wapens eindelijk rusten. Dan zullen de Oekraïners zich weer moeten oprichten. In deze stad weten we als geen ander hoe dat voelt en wat daarvoor nodig is. Wij weten hoe het is om te leven in een stad met een nieuw hart, met vrijheid en vrede in ons bloed.
Het is het kostbaarste wat we hebben.
We hebben net heldere woorden gehoord over de narigheid van oorlog. De gedichten van Mara, Jonathan, Linus, Otis en Sep laten geen ruimte voor misverstanden.
De woorden van het Duitse dreigement aan Rotterdam, dat op 14 mei 1940 bezorgd wordt, zijn ook heel helder:
'Geef u over of uw stad wordt vernietigd.'
De afzender lijkt ook helder, de Duitse generaal Schmidt. Hij stuurt drie van zijn militairen onder witte vlag met dit ultimatum naar de Nederlandse commandant van Rotterdam, kolonel Scharroo.
Maar, op de brief zelf staat geen naam en ook geen handtekening. Dat is vreemd voor zo’n belangrijk document. De overgave van een stad is tenslotte niet zomaar iets.
Daarom vraagt de Nederlandse legerleiding aan de Duitsers om een nieuw, formeel ultimatum op te stellen. Dat doen ze, en op dat document staan wel de naam, rang en handtekening van de generaal.
Rotterdam krijgt tot 10 voor half 5 de tijd om de strijd op te geven. Om de stad over te geven aan de Duitsers.
Toch zijn de Duitse bommenwerpers dan al onderweg naar Rotterdam. En om kwart over één, ruim 3 uur voor het ultimatum afloopt, laten zij hun bommen vallen.
In 15 minuten verwoesten de brisantbommen onze historische binnenstad. Gebouwen vatten vlam en bijna alles dat nog overeind staat, verdwijnt in een allesverwoestende vuurzee.
Een misverstand of geplande oorlogstactiek van de Duitsers? Wie zal het zeggen. In een oorlog lopen dingen vaak anders dan verwacht.
Hoe dan ook, die 14e mei in 1940 moesten kolonel Scharroo en burgemeester Oud snel en onder zware druk hele moeilijke besluiten nemen. Besluiten die gevolgen hadden voor de vrijheid en veiligheid van iedereen.
Ze besloten om te stoppen met vechten, om zich over te geven.
Omdat de Duitsers ook dreigden om Utrecht en Den Haag te bombarderen. Om dat te voorkomen, capituleerde Nederland op 15 mei 1940.
De gevolgen van het bombardement en de grote brand die daarop volgde, herdenken we op Plein 1940. Dat doen we bij het monument ‘De verwoeste stad’ van Ossip Zadkine.
Dat volgt later vandaag. Nu staan we hier, bij Statenweg 147. Bij het voormalig hoofdkwartier van kolonel Scharroo.
Hier werd het lot van Rotterdam besproken. Het lot van Nederland.
Daarom herdenken we op deze plek de zware last, de grote verantwoordelijkheid die op de schouders van Oud en Scharroo lag. Herdenken we de moeilijke beslissingen die zij moesten nemen.
Ik vind het fijn dat u erbij bent en dat de leerlingen van Daltonschool De Margriet erbij zijn.
Want herdenken doe je samen. Met muziek en mooie gedichten, met bloemenkransen en 2 minuten stilte.
Ook deze 14e mei. Op deze dag die zo bepalend was voor onze stad en voor Nederland. Een dag die we nooit mogen vergeten.
Als ik uit het raam van mijn werkkamer kijk, zie ik dit bronzen beeld. Het monument voor alle gevallenen in de Tweede Wereldoorlog. De twee mannen, de vrouw en het kind staan hier sinds 4 mei 1957.
Prinses Wilhelmina onthulde het monument, waarop ook haar woorden Sterker door Strijd te lezen zijn. Wilhelmina sprak de woorden na haar terugkeer uit Engeland. Rotterdam heeft het devies in het stadswapen opgenomen.
De vrouw rouwt om wat er verloren is gegaan. De man kijkt naar de toekomst, bouwt weder-op met zijn schop. De andere man en het kind staan tussen hen twee in. Net zoals dit beeld tussen het vooroorlogse stadhuis en de nieuwe Lijnbaan staat.
Zonder verleden geen heden.
Zonder verleden geen toekomst.
We varen een goede koers vooruit als we goed in onze achteruitkijkspiegels kijken.
De vrouw vraagt ons het verleden niet te vergeten, de offers die zijn gebracht.
De mannen vragen goed voor onze stad te zorgen.
En het kind? Dat luistert naar beiden. Het kind dat de stad ooit op zijn schouders zal nemen.
Je loopt er zo aan voorbij, de herdenkingsplaquette in de Sociëteit van Koninklijke Roei- en Zeilvereniging De Maas. Dat weet ik uit ervaring, want ik kom er regelmatig, in dat mooie Art Nouveau gebouw aan de Veerhaven.
November vorig jaar nog. Ik was uitgenodigd om een boekje in ontvangst te nemen, ter nagedachtenis aan de 29 leden die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. De 29 namen die op de plaquette vermeld staan.
De jongste is 18 jaar, Dicky van Rietschoten. Om dwangarbeid voor de Duitsers te ontlopen, duikt matroos Dicky onder op het binnenvaartschip waar hij werkt. Op 13 mei 1943 ligt zijn schip in een haven nabij Duisburg. Daar wordt het door getroffen door Engelse bommen. De schipper raakt gewond en valt overboord.
Dicky, zelf ook gewond, springt hem achterna. Maar zijn reddingsactie mislukt. Hij komt zelf in de problemen. In het ziekenhuis, of onderweg daarnaartoe, overlijdt hij. Dicky ligt begraven op Oud-Kralingen.
De oudste op de plaquette is Anton Kortlandt, 53 jaar. Hij is Havenmeester van Rotterdam.
Vanaf het begin van de oorlog informeert hij de Nederlandse regering in Engeland over Duitse activiteiten in de haven. Later deelt hij die inlichtingen ook met verzetsgroepen.
Zelf maakt Anton ook deel uit van het verzet. Eind ’41 wordt hij verraden, waarschijnlijk door een medewerker van de havendienst. Hij belandt in de gevangenis, maar dat loopt nog goed af. Na 16 dagen komt hij vrij en gaat weer door met zijn spionagewerk.
Een half jaar later krijgt Anton een slecht voorgevoel. Hij besluit met een groepje geestverwanten de oversteek te maken naar Engeland. Op 18 mei ’42 verzamelen ze in de haven van IJmuiden. Maar de plannen zijn verraden. Ze worden allemaal gearresteerd.
Anton Kortlandt zit tot juni 1944 in de Scheveningse gevangenis. Na de geallieerde invasie in Normandië worden de gevangenen op transport gezet naar Duitsland. Via Kamp Vugt komt Anton in kamp Neuengamme bij Hamburg terecht. Daar overlijdt hij aan dysenterie, op 17 november 1944.
29 verhalen in een boekje van 51 pagina’s, gepubliceerd in 2022. 77 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. De namen zijn terug te vinden in archieven en naslagwerken. Maar dit boekje geeft hun een gezicht. Het maakt ons duidelijk hoe moedig deze mensen waren. Hoeveel zij op het spel hebben gezet voor het land, voor de stad. Voor hun medemens.
Hans van Mierlo zei ooit op 4 mei: Oorlog is niet één drama van miljoenen. Oorlog is miljoenen malen het drama van één. Persoonlijke verhalen belangrijk. Ze doen ons beseffen hoe ingrijpend oorlog is. Ze dwingen ons na te denken over onze eigen levens, onze eigen keuzes, ons moreel kompas. Zouden wij diezelfde moed op kunnen brengen, als ’t erop aan komt?
De moed van mensen als Willem Ruys, voorzitter van Koninklijke Roei- en Zeilvereniging De Maas en directeur van de Rotterdamse Lloyd. In 1940 en 1941 protesteert hij tegen de vordering van het clubgebouw en de boten door de Duitsers. Tweemaal belandt hij ervoor in de gevangenis.
In 1942 wordt Willem Ruys voor de derde keer gevangengenomen.
Als gijzelaar dit keer, met 600 andere prominente Nederlanders. Ze komen in strafkamp Haaren terecht, in Noord-Brabant. Zijn verblijf duurt echter niet lang.
Na een mislukte overval in Rotterdam op een trein met Duitse soldaten wordt hij met vier andere gijzelaars gefusilleerd, uit vergelding. De verslagenheid bij zijn familie en bij De Maas is groot.
De Tweede Wereldoorlog betekende voor de 29 leden van De Maas een dramatisch keerpunt. Zij overleefden niet, en het leven van hun familie en vrienden veranderde voorgoed. Ook onze stad, ons land en onze wereld bevinden zich op een keerpunt. Ook onze keuzes zullen grote gevolgen hebben.
Er is zo veel dat ons hoofdbrekens kost. De oorlog in Oekraïne, de groeiende instabiliteit en onrechtvaardigheid, de gevolgen van klimaatverandering. Als we nu niet dapper zijn, zadelen we toekomstige generaties op met nog zwaardere keuzes.
Als burgemeester en vader van vier kinderen (en inmiddels grootvader) maak ik mij zorgen over de grote veranderingen die zij gaan meemaken.
Wij zijn de eerste generatie die weer geconfronteerd wordt met een oorlog in Europa. Met een humanitaire crisis, een dreigende hongersnood, energiearmoede en zorgwekkende ontwikkelingen op het wereldtoneel tot gevolg.
Als wij er niet in slagen om klimaatverandering te keren, hebben onze kleinkinderen geen ademruimte meer. Dan worden grote delen van de wereld praktisch onbewoonbaar. Hitte, droogte en overstromingen veroorzaken niet alleen breuken in het landschap. Ook in de wereldgemeenschap. Breuken waarover velen zullen struikelen. Waarin velen zullen vallen.
We moeten pal staan voor onze rechtsstaat en democratie. Voor een sterk Europa. Dat is de beste weg naar vrede en stabiliteit. Stabiliteit die nodig is voor grote beslissingen en duurzame oplossingen. Daarom is herdenken zo belangrijk. Om stil te staan bij het morele kompas en de moed van anderen. Die 29 verhalen van Maasleden hebben nog niets aan relevantie ingeboet.
Ook deze tijd vraagt om lef en leiderschap. De motivatie om te strijden voor het goede.
Hoe sterk moed en motivatie zijn, kunnen we dagelijks terugzien in het nieuws over de oorlog in Oekraïne. Moed maakt het verschil tussen winnen en verliezen.
Ik ben benieuwd wat die moedige mensen van toen van de huidige tijd hadden gevonden. Wat voor keuzes zij nu zouden maken. Voortaan sta ik even stil bij die herdenkingsplaquette, met deze vragen in mijn achterhoofd.
Goedemiddag allemaal, fijn dat u vandaag bij de herdenkingsbijeenkomst op begraafplaats Crooswijk aanwezig bent.
Op deze oude en mooie plek liggen in verschillende ere- en oorlogsgraven slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog begraven. Gewone Rotterdammers; verzetsmensen, slachtoffers van de bombardementen en dwangarbeiders.
Maar ook soldaten die sneuvelden bij de pogingen ons land te bevrijden van de Duitse bezetters. Zoals de vier Engelse piloten Kidd, Isaacs, Moore en Wells.
Vandaar dat de Royal Air Force vandaag ook aanwezig is om samen met ons te herdenken.
I’d like to extend a warm welcome to our friends from the United Kingdom. It’s great to have members of the Royal Air Force Squadron with us today.
It was your prime minister Winston Churchill that said: 'Never give in. Never, never, never. Never yield to force. Never yield to the apparently overwhelming might of the enemy.'
And so, we fought side by side against Nazi Germany.
Door de krachten te bundelen, door eensgezind tegen de nazi’s op te trekken, werd Duitsland verslagen en werden bezette gebieden bevrijd.
Vandaag staan we stil bij alle militairen die in die strijd het leven lieten. Bij de Nederlandse soldaten die stad en land verdedigden. En bij de geallieerde strijdtroepen die ons te hulp schoten.
We denken aan de verzetsleden die vanwege hun acties opgepakt en vermoord werden. Aan dwangarbeiders die ver van huis en hun geliefden omkwamen in Duitse fabrieken.
We herdenken de mensen die om het leven kwamen in de bezette gebieden. Bij bombardementen, zoals het eerste bombardement op 14 mei 1940 of het bombardement van Bospolder-Tussendijken op 31 maart 1943.
Baby Clasina is het jongste geregistreerde slachtoffer. Als ze 19 dagen oud is, op 14 mei, gaat ze met haar moeder en grote zus op bezoek in de Teilingerstraat. Ze komen nooit meer thuis. Een bom maakt een einde aan hun leven. Vader Johannes blijft alleen achter.
We staan ook stil bij de mensen die als minderwaardig bestempeld werden. Die systematisch en op wrede, mensonterende wijze in concentratiekampen werden vermoord.
Zoals het gezin van de joodse Mozes. Eerst verliest hij zoon Jacob; hij is bijna 5 als er een bom op hun Rotterdamse huis valt. Vervolgens wordt de familie opgepakt en op transport gezet.
Mozes wordt op 10 november 1942 in Mauthausen vermoord. Hij is 32 jaar oud. Zijn vrouw Henriette komt met de twee andere kinderen in Auschwitz terecht. Op 17 september 1942 worden zij vermoord. Henriette is 32 jaar, haar zoontjes 8 en 4.
Twee families, uiteengerukt en vermoord. Net als zoveel andere gezinnen tijdens de oorlog, mensen zoals u en ik.
We herdenken hen en alle andere mensen die gesneuveld zijn. Ook in latere conflicten, in Nederlands-Indië, in Korea en bij vredesoperaties.
Dat doen we om de herinneringen levend te houden. Zodat we kunnen leren van het verleden. En dat die lessen nog steeds actueel zijn, zien we elke dag in het nieuws.
Winston Churchill zei in 1941 'never yield'. Oftewel geef nooit op. President Zelensky van Oekraïne zegt feitelijk hetzelfde.
Opgeven betekent toegeven aan agressie. Aan het onrechtmatig inpikken van land, aan het martelen en vermoorden van onschuldige burgers.
Vrede en stabiliteit zijn belangrijk voor ons allemaal. Enorm belangrijk. Zó belangrijk dat je er soms voor moet vechten. Dat je een agressor moet laten zien dat zijn gedrag nooit beloond zal worden.
Opstaan tegen agressie is niet makkelijk. Het vereist standvastig leiderschap, lef en moed. Maar ook de bereidheid om offers te brengen. Om je leven in de waagschaal te stellen.
En het vraagt om eensgezinde bondgenoten. Zoals we nu in Oekraïne kunnen zien. Zoals we destijds zagen in de gezamenlijke strijd tegen de Duitse agressor.
Vandaag herdenken we de slachtoffers van oorlogsgeweld. Delen we hun verhalen, herinneren we hun namen.
Zoals de namen van baby Clasina, zus Maria, moeder Hendrika en vader Johannes, die alleen achterbleef.
Van Mozes en Henriette met zonen Mozes, Jacob en Hartog.
En van Kidd, Isaacs, Moore en Wells, de vier gesneuvelde Engelse piloten die hier hun laatste rustplaats vonden.
Hun indrukwekkende en ontroerende verhalen moeten we blijven delen, blijven vertellen. Elk jaar opnieuw.
Om de slachtoffers te eren. Om de gevallen strijders te bedanken voor het grote offer dat zij brachten voor onze vrijheid.
En om hun verhalen door te geven aan jongere generaties. Aan de mensen die onze stad op de schouders zullen nemen, in vrijheid en vrede.
Dames en heren, welkom bij het nationaal koopvaardijmonument De Boeg. In het bijzonder een warm welkom aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Margriet, petekind van de Nederlandse Koopvaardij. Wat fijn en bijzonder dat u er dit jaar weer bij bent. Welkom ook aan de overlevenden en nabestaanden.
'We moeten varen'
Aldus een opvarende.
De Nederlandse koopvaardij speelde een cruciale rol tijdens de Tweede Wereldoorlog, dat weet u als geen ander. Zonder deze schepen hadden de geallieerden de overwinning niet behaald. Maar de tol was hoog. Veel opvarenden overleefden niet.
Ieder jaar staan we stil bij hun lot. Denken we aan de slachtoffers en de overlevenden. Denken we aan de gruwelen, de heldendaden en de angsten die werden uitgestaan.
Op 1 mei 1940 ontvingen talloze schepen over de hele wereld het bericht dat Nederland in oorlog was met Duitsland. Een maand later werd de Vaarplicht ingevoerd. Elke opvarende van een Nederlands koopvaardijschip moest als dienstplichtige blijven varen. Soms tot nog 6 maanden ná de oorlog. Sommigen waren pas 16 jaar oud.
'We moeten varen'
Zo werden honderden zeelieden plots soldaat. Matrozen, vissers, koksmaatjes, kabelgasten en marconisten; allemaal werden ze zonder militaire training de oorlog ingetrokken. Ze konden niet naar huis. Weigeren betekende landverraad. Maar veel zeelieden waren er ook trots op hun bijdrage aan de strijd te kunnen leveren.
Matroos Henk van ’t Wout beschreef dit in een liedje zo:
Wij varen voort tot Nederland weer vrij is
Wij varen voort met onze koopvaardij
Wij varen voort tot de vijand is verslagen
Wij varen voort tot wij naar huis kunnen gaan.
Al die tijd hadden ze nauwelijks contact met het thuisfront. Een telegram van slechts 25 woorden via het Rode Kruis, dat was het enige. Veel zeelui wisten niet hoe het thuis ging. Hun familie en geliefden moesten het vaak met geruchten doen. Hoe eenzaam moet dat geweest zijn.
Opvarende Brolsma beschrijft het als volgt: 'Wat zal deze trip ons brengen? Bewapening hebben we niet. Moederziel alleen gaan we naar die hel toe. Zien we ooit onze dierbaren terug? Afwachten is het enige wat erop zit. We moeten varen.'
Na thuiskomst was er voor hun verhalen weinig ruimte.
Maar wij luisteren nu wel. We beseffen hoe angstig het zeemansbestaan destijds was. Altijd die angst voor een zeemijn, torpedo of een bommen vanuit de lucht. Duitse onderzeeërs omsingelden de in konvooi varende schepen als een roedel jagende wolven.
Reddingsacties waren onmogelijk. Als een schip geraakt was, moest het konvooi blijven varen. Oponthoud betekende gevaar. Als je geluk had, kon je als drenkeling nog in een reddingssloep kruipen. Maar ook dan was je je leven niet zeker. Bijna 1 op de 6 van de Nederlandse opvarenden komt nooit meer thuis.
Zo ook de Rotterdamse broers Dirk en Johannes Kentgens uit het Oude Westen. Zij varen op het vrachtschip Stad Alkmaar. Op 7 september 1940 vaart het schip in konvooi langs de kust van Engeland. Midden in de nacht volgt een aanval door Duitse torpedoboten. De bemanning gaat in reddingboten van boord, maar komen alsnog om in de aanval. Ook de twee Rotterdamse broers krijgen een zeemansgraf.
Hoewel we al sinds de jaren 50 hier herdenken, is het doorgeven van verhalen van het koopvaardijpersoneel niet vanzelfsprekend.
Van de marine en de landmacht is alles al snel na de oorlog in kaart gebracht. Het onderzoek naar de rol van de koopvaardij bleef achter.
Ik ben dan ook dankbaar voor het werk van de Stichting koopvaardijpersoneel 1940-45. In hun databank die later vandaag wordt gepubliceerd, is van alles te vinden over de koopvaardijschepen en hun bemanning.
Dankzij deze databank weten we wie meevoeren, welke schepen betrokken waren, wat de heldendaden waren, welke bestemmingen werden aangedaan en wat er zoal werd vervoerd. Kortom, de rol van de koopvaardij tijdens de Tweede Wereldoorlog in al zijn glorie.
Die rol mag niet vergeten worden. Blijf daarom uw verhalen delen. Daarmee doen we recht aan de mensen die het leven lieten voor onze vrijheid.
Zij moesten varen.