Ganzen
In Rotterdam leven meer dan 3.000 ganzen. Dat komt door de goede leefomstandigheden in de stad. Maar op sommige plekken zijn er zo veel ganzen dat ze voor overlast zorgen door poep en lawaai.
Per jaar halen de boswachters ongeveer 3.000 eieren uit de nesten. De eieren worden vernietigd. Dit zorgt ervoor dat het aantal ganzen vermindert.
De ganzen zelf hebben niet veel last van het nestbeheer. Ze blijven gewoon broeden. Maar ze worden wel steeds slimmer in het vinden van een nestplek. De boswachters kunnen ze ieder jaar weer lastiger vinden. Dit geldt vooral voor nijlganzen. Deze soort verstopt het nest goed, in holle boomstammen, op platte daken van huizen of andere moeilijk bereikbare plekken.
In Rotterdam leven vooral grauwe ganzen, Canadese ganzen, nijlganzen en soepganzen. De grauwe gans is een inheemse soort en komt hier dus van nature voor. Dat betekent ook dat ze beschermd zijn. Voor nestbeheer van deze soort is een ontheffing noodzakelijk.
Dit geldt niet voor het weghalen van de eieren van Canadese ganzen en nijlganzen. Dit zijn exoten: ze leven hier niet van nature. Voor het beheer van de eieren geldt een landelijke vrijstelling: van de wet mogen we nesten en eieren van exoten en verwilderde vogels verwijderen. Daarbij moet degene die het doet, wel toestemming hebben van de faunabeheereenheid Zuid-Holland. In Rotterdam is dat de boswachter. Hij moet zich houden aan voorschriften. Hiermee houdt de gemeente zich aan de Wet Natuurbescherming. Ook bij boerenganzen doet de gemeente aan nestbeheer.